Artikel
30 oktober 2025
Afbeelding

In het kader van de energietransitie promoten de transmissie- en distributienetbeheerders (GRT/GRD) momenteel actief de technische flexibiliteit van aansluitingen. Concreet wil dit zeggen dat de nominale aansluitcapaciteit op het net niet voor 100% wordt gegarandeerd en dat de netgebruiker kan worden gemoduleerd – zonder compensatiemechanisme – en zelfs op bepaalde momenten volledig verhinderd kan worden om elektriciteit te injecteren of af te nemen, op initiatief van de netbeheerder.

Zo kan men een tijdelijke oplossing aanbieden om – in afwachting van de nodige investeringen in het net – extra capaciteit aan te sluiten, terwijl de veiligheid van het net gewaarborgd blijft. Deze technische flexibiliteit steunt op contractuele mechanismen zoals aansluitingen met flexibel afnameprofiel.

Maar deze ‘opgelegde’ flexibiliteit – in tegenstelling tot impliciete en expliciete ‘vrijwillige’ flexibiliteit – kan spanningen veroorzaken wanneer ze de rendabiliteit van investeringen ondermijnt en in conflict komt met specifieke operationele beperkingen van bepaalde netgebruikers.

Een relevant voorbeeld is de elektrificatie van het zware wegtransport (HDV). In deze sector steunt de economische haalbaarheid op de totale kost van eigendom (TCO) van elektrische vrachtwagens, waarin niet alleen de prijs van het rollend materieel en de elektriciteit is opgenomen, maar ook cruciale logistieke parameters: laadtijd tijdens chauffeurspauzes, kosten van actief/inactief personeel en gemiddelde transitsnelheid van goederen.

Het is belangrijk hier onderscheid te maken tussen ‘laden op het depot’, dat van nature flexibeler is (dankzij impliciete of expliciete flexibiliteit), en ‘onderweg laden’, met name langs de hoofdassen van het TEN-T-netwerk. Deze laatste moeten absoluut plaatsvinden binnen precieze tijdsloten en staan geen sturing of vermogensbeperking toe zonder de logistieke efficiëntie in de weg te staan. Daar kan de door het net opgelegde technische flexibiliteit een onoverkomelijke beperking worden.

Dit voorbeeld illustreert een conflict tussen twee legitieme belangen: dat van de netbeheerder, die instaat voor het evenwicht en de veiligheid van het systeem, en dat van de gebruiker, die gebonden is aan economische en operationele vereisten eigen aan zijn sector. Het gaat niet om een principiële tegenstelling, maar om een noodzaak tot wederzijdse erkenning van beperkingen.

De logistieke sector wil overigens niet worden gezien als een rem op de transitie, maar als een actieve partner in de oplossing. Het merendeel van de laadbeurten zal plaatsvinden op het depot, onder meer flexibele omstandigheden. Maar voor kritieke gevallen is dialoog noodzakelijk.

Het is fundamenteel belangrijk dat het elektriciteitsnet een hefboom en geen hindernis is voor de energietransitie en de elektrificatie van de economie.
Investeringen in infrastructuur, proactieve planning en aansluitings-mechanismen moeten erop gericht zijn het gebruik van geëlektrificeerde en koolstofarme toepassingen te ondersteunen, met behoud van de systeemveiligheid. De netinfrastructuur moet als katalysator werken voor koolstofarme en geëlektrificeerde oplossingen, die innovatie en concurrentiekracht van actoren in de transitie ondersteunen.

Gezien deze complexiteit pleit FEBEG voor een gestructureerde dialoog tussen netbeheerders en netgebruikers. Het gaat om de cocreatie van evenwichtige oplossingen, op basis van transparantie van technische en economische beperkingen en wederzijdse erkenning van sectorale vereisten. Flexibiliteit mag geen opgelegde beperking worden, maar een gedeelde hefboom ten dienste van de energietransitie. FEBEG pleit bovendien voor de invoering van een flexibiliteitsmarkt.